In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam is een eigenaar van een hond veroordeeld tot het betalen van een bedrag van ruim € 300.000,00 nadat de hond een vrouw had gebeten. De vrouw heeft door de beet ernstige verwondingen opgelopen. De eigenaar van de hond is aansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW en de gevorderde schade is door hem niet betwist in de procedure.
Aansprakelijkheid op grond van 6:179 BW?
Uit artikel 6:179 BW volgt dat de bezitter van een dier aansprakelijk is voor door het dier aangerichte schade. Deze aansprakelijkheid geldt niet indien aansprakelijkheid zou hebben ontbroken als de eigenaar van het dier de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad. Dit komt voor als een hond een inbreker aanvalt en een beroep op noodweer zou slagen, omdat de eigenaar van de hond controle had over het dier. Gedaagde heeft in deze zaak aangevoerd dat hij niet in staat was om de gedragingen van de hond te controleren. Dit betekent dat de aansprakelijkheid op grond van 6:179 BW in dit geval niet wordt uitgesloten.
Eigen schuld op grond van 6:101 BW?
Gedaagde heeft aangevoerd dat de schade mede is veroorzaakt door de eiseres zelf, omdat zij met een brillenkoker een stap zette richting de hond. Gedaagde stelt daarmee dat er sprake is van eigen schuld in de zin van 6:101 BW. Dit verweer gaat niet op, omdat deze gedraging niet afwijkt van het gedrag dat mensen normaal gesproken in de nabijheid van honden kunnen vertonen. Er wordt daarom geen (deel van de) schade aan de eiseres toegerekend. Gedaagde is daarom aansprakelijk voor de schade die zijn hond aan de eiseres heeft toegebracht.
Schadeposten
Eiseres heeft de schadeposten die niet door haar verzekeraar worden vergoed gevorderd. Gedaagde heeft niet betwist dat eiseres geen vergoeding heeft ontvangen van haar verzekeraar, waardoor vaststaat dat eiseres die vergoeding niet heeft ontvangen. De opgevoerde schadeposten en de gevorderde schadevergoeding zijn niet door gedaagde betwist.
Eiseres vordert een bedrag van bijna € 160.000,00 aan verlies aan arbeidsvermogen. Ze was werkzaam op een kantoor en is door het bijtincident arbeidsongeschikt geworden. Haar nettoverlies van arbeidsvermogen bedraagt €632,00 per maand, welke vermeerderd is met vakantiegeld en vermenigvuldigd is met het aantal jaren dat zij nog had kunnen werken tot ze de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken. Bovendien is rekening gehouden met een kapitalisatiefactor. Eiseres heeft het verlies aan arbeidsvermogen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gedaagde heeft de vordering niet betwist en is niet ter comparitie verschenen.
Naast de voornoemde schadepost heeft eiseres de schadepost huishoudelijke hulp (bijna € 145.000,00) en schade aan verlies zelfwerkzaamheid (bijna € 22.000,00) gevorderd. Ook deze posten zijn niet betwist. De rechtbank heeft de vorderingen daarom toegewezen.
Eiseres heeft ook een bedrag van bijna € 60.000,00 aan smartengeld gevorderd, omdat sprake is van ontsieringen op haar lichaam als gevolg van het bijtincident, die het gevolg zijn van zware verwondingen. Daarnaast heeft zij een meervoudig posttraumatisch stressyndroom (PTSS) opgelopen.
Bij begroting van nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechter dient rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard, ernst en gevolgen van het letsel. Ook wordt er gekeken naar de aard van de aansprakelijkheid, de mate van verwijtbaarheid en de in vergelijkbare situaties toegewezen bedragen. Gelet op deze laatste omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 40.000,00 passend is op deze schadepost.
Ook de bijkomende kosten die eiseres heeft opgevoerd zijn niet betwist. Kosten als reiskosten, parkeergeld en de eigen bijdrage van de zorgverzekering bedroegen in totaal bijna € 7.500,00. Ook deze bedragen zijn toegewezen door de rechtbank. Als de in het ongelijk gestelde partij is gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld.