Huurder zonder hoofdverblijf in woning: ontruiming toegewezen

Begin augustus heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat de woning van huurders die niet hun hoofdverblijf hadden in de door hun gehuurde woning, mag worden ontruimd. Dat één van de huurders zijn leven zo heeft ingericht dat hij verschillende adressen heeft staat de hurder vrij. Gelet echter op het gegeven dat de huurder maar zeer weinig in de woning verblijft, geen eigen kamer heeft en nachten in de woning doorbrengt op de bank, heeft geleid tot het oordeel dat de huurder niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Redenen om elders te verblijven maken dat niet anders.

Verbleef de huurder wel in het gehuurde?

Op grond van artikel 10.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden was de huurder verplicht de woning voortdurend zelf te bewonenen er zijn hoofdverblijf te hebben. Ook was het de huurder niet toegestaan het gehuurde onder te verhuren of in gebruik af te staan aan een derde. De huurder in deze specifieke zaak had bij aangaan van de huurovereenkomst aangegeven doorgaans veel van huis te zijn. Jaren later wordt de verhuurder gebeld door een derde die een verstopping in de woning meldde. Bij huisbezoek om de verstopping te verhelpen trof de monteur de dochter van de huurder in het huis, evenals haar vriend. Ook haar zu zou samen met haar vriend in de woning verblijven. Bij navraag blijkt de huurder niet vaak in de woning te verblijven, maar eigenlijk bij zijn vriendin te wonen. Als de huurder langskomt blijft hij heel af en toe slapen, op de bank in de woonkamer. De beide zussen betalen per maand € 500,00 aan hun vader voor het gebruik van de woning.

Nader onderzoek door verhuurder

Verhuurder heeft naar aanleiding van haar constateringen nader onderzoek gedaan. Zo heeft verhuurder een bericht op Facebook gevonden van één van de aangetroffen dochters van de huurder, waarin zij haar kamer voor € 600,00 ter onderhuur aanbiedt voor zes maanden, omdat ze ergens anders gaat studeren gedurende die periode. In het bericht stelde de dochter dat de onderhuurder het appartement enkel met haar zus zou delen. Gelet op deze informatie heeft de verhuurder de huurder uitgenodigd voor een gesprek op haar kantoor. Aan deze uitnodiging heeft de huurder gehoor gegeven. In dat gesprek heeft de huurder aangegeven dat hij het er niet mee eens is dat hij de woning onderverhuurt aan zijn dochters: zoals hij leeft, hoeft hij met niemand te bespreken en dat gaat niemand wat aan. Wel heeft de huurder gezegd de woning absoluut niet kwijt te willen en de woning dan zo in te willen richten dat hij er wel zijn hoofdverblijf heeft. De berichten van zijn dochters over het onderhuren van een van de kamers in de woning kwamen de huurder niet bekend voor en hij was dan ook niet bekend met de naam van een meisje dat gedurende enkele maanden op het adres ingeschreven heeft staan. Omdat de huurder daar wel van op de hoogte zou zijn als hij zijn hoofdverblijf in de woning zou hebben, heeft de verhuurder gevraagd aan de huurder om de huur op te zeggen.

Verhuurder heeft vervolgens huurder aangeschreven met de vraag de huurovereenkomst op te zeggen. Aan dit verzoek heeft huurder geen gehoor gegeven. Ook op de brief van verhuurder aan de feitelijke bewoners van de woning, waarin verhuurder schreef dat zij zonder recht of titel in de woning verbleven, is geen reactie ontvangen. Huurder heeft een verklaring in het geding gebracht, waarin hij heeft gesteld dat hij de voorgaande anderhalf jaar weinig in de woning heeft verbleven in verband met de mantelzorg van een goede vriend.

Oordeel rechter

De verhuurder heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang had, omdat de woning een schaarse huurwoning in het middensegment van de vrije sector betrof, waarvoor lange wachttijden bestaan. In haar uitspraak heeft de rechter in Amsterdam geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid is dat voor geliberaliseerde huurwoningen in het middensegment veel belangstelling bestaat. Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat het gegeven dat de huurder zijn leven zo ingericht heeft dat hij verschillende adressen heeft hem uiteraard geheel vrij staat. Gelet op het feit dat de huurder zeer weinig in de woning verblijft, daarin geen eigen kamer heeft en de nachten die hij in de woning doorbrengt op de bank slaapt, is voorshands het oordeel dat hij niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De redenen die hij heeft en had om elders te verblijven, maken dat niet anders. De gevorderde ontruiming is daarom toegewezen.

Volledige uitspraak lezen? Klik hier.