Wat is de waarde van een stadionverbod?

Bij de kantonrechter te Utrecht diende in september 2018 een vordering tot opheffing of schorsing van een stadionverbod. Het ging daarbij om een vordering van onbepaalde waarde. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd, omdat hij geen duidelijke aanknopingspunten had dat de vordering een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigde. 

Competentie kantonrechter

In onderhavige zaak was het de vraag of de kantonrechter bevoegd was om een voorziening te geven. Om dat te bepalen was eerst van belang of de kantonrechter bevoegd is om het geschil tussen de eiser en de KNVB als bodemrechtter te beslissen. Het ging in casu om een vordering tot opheffing dan wel schorsing van een stadionverbod. Die vordering moet, volgens de kantonrechter, gekwalificeerd worden als vordering van onbepaalde waarde. Partijen waren het daar overigens ook over eens.

Vordering van onbepaalde waarde

In beginsel worden vorderingen van onbepaalde waarde niet door de kantonrechter behandeld. De kantonrechter buigt zich wel over een dergelijke vordering als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat een vordering van onbepaalde waarde geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 (zie ook artikel 93 aanhef en onder b Rv). Eiser stelde dat er duidelijke aanwijzingen in deze zaak aanwezig zijn om tot de conclusie te komen dat de vordering niet meer dan € 25.000,00 bedraagt. Hij heeft namelijk de waarde van de vordering berekend op € 5.500,00. De KNVB stelde zich op het standpunt dat er geen sprake is van duidelijke aanwijzingen dat de vordering een waarde heeft van minder dan € 25.000,00.

Waarde stadionverbod?

Eiser heeft berekend hoeveel wedstrijden PSV, de voetbalclub waarvan hij supporter is, zal spelen in de periode waarin zijn stadionverbod geldt. Vervolgens heeft hij de waarde van het stadionverbod berekend door het aantal wedstrijden van PSV te vermenigvuldigen met de prijs van een toegangskaart. Met die berekening miskent eiser dat het stadionverbod dat door de KNVB is opgelegd geldt voor alle wedstrijden in binnen- en buitenland, waaraan een Nederlands betaald voetbalorganisatie of een vertegenwoordigend elftal van de KNVB zal deelnemen. De KNVB stelt voorts dat niet per definitie de prijs van een toegangskaartje gelijk is aan de waarde van het bijwonen van een wedstrijd, omdat sommige supporters wedstrijden ‘voor geen goud willen missen’.

Overige omstandigheden

De KNVB had, ter voorkoming en verdubbeling van de periode waarin het stadionverbod geldig is, eiser gemaand tot het verstrekken van een recente pasfoto. Op die manier kan controle van het verbod bij de verschillende clubs vergemakkelijkt worden. Eiser heeft de pasfoto niet verstrekt.

De kantonrechter heeft niet kunnen oordelen dat er duidelijke aanknopingspunten zijn dat de vordering in ieder geval geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt. De kantonrechter heeft daarom geoordeelddat alleen de voorzieningenrechter bevoegd is om over de gevraagde voorziening te oordelen.

Gehele uitspraak lezen? Klik hier.