Vereisten van de ingebrekestelling en uitzonderingen

De Hoge Raad heeft op 15 december 2017 een arrest gewezen waarin aan de orde komt wanneer een schuldeiser verplicht is een ingebrekestelling te sturen bij een gebrekkige nakoming. In sommige gevallen leiden het gedrag en de mededelingen van de schuldenaar er namelijk toe dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. 

Vereisten ingebrekestelling

Verzuim van de schuldenaar treedt in de regel pas in nadat de schuldeiser de schuldenaar in gebreke heeft gesteld. Daarvoor gelden vier vereisten:

  1. een aanmaning;
  2. een duidelijke termijn waarbinnen moet worden gepresteerd;
  3. de termijn moet redelijk zijn;
  4. duidelijkheid over wat wordt gevorderd en op grond waarvan.

Uitzonderingen

Op deze vereisten gelden een aantal uitzonderingen. Twee daarvan zijn vastgelegd in artikel 6:82 lid 2 en 6:83 sub c BW.

Uitleg 6:82 lid 2 BW

Dit artikel voorziet in het geval dat uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning en een termijnstelling zinloos zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om gevallen dat de schuldenaar stelt pas veel later tot nakoming verplicht te zijn, zijn aansprakelijkheid ontkent of op mededelingen van de schuldeiser in het geheel niet meer reageert. In dit soort gevallen kan de schuldeiser volstaan met een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldenaar voor het niet nakomen aansprakelijk wordt gesteld.

Uitleg 6:83 sub c BW

Verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze tekort zal schieten. In dit geval hoeft de schuldeiser geen ingebrekestelling te sturen.

De grens tussen deze twee bepalingen is vloeiend. Het gedrag van de schuldenaar kan niet goed in te delen zijn in een van de twee categorieën of kan passen bij alle twee de bepalingen. Welke bepaling uiteindelijk van toepassing is, kan tot winst of verlies leiden van de zaak. In het ene geval (6:82 lid 2 BW) is een ingebrekestelling nog wel vereist (zij het een afgeslankte variant). In het andere geval is de ingebrekestelling helemaal niet vereist (6:83 sub c BW).